Als je met een dataset aan de slag gaat, is het belangrijk om te kijken naar de resolutie van de data: hoe vaak is er gemeten? En welke waarde is vervolgens vastgelegd: een gemiddelde, een momentopname? Dit is bijvoorbeeld bij elektriciteitsverbruik van belang. Het gevraagde vermogen van een apparaat kan sterk vertekend worden als de resolutie van de data wordt verlaagd.
Met energy sockets meten wij hoeveel apparaten in ons huis verbruiken. In de app die bij deze sockets hoort, wordt de data van de afgelopen dagen per 5 minuten weergegeven. In de grafieken staat op de x-as de tijd, op de y-as het vermogen, en eens per 5 minuten is er een datapunt dat het gemiddelde vermogen (in W) in die 5 minuten weergeeft. Op zich is 5 minuten een goede resolutie hiervoor, want een resolutie van bijvoorbeeld één datapunt per seconde levert te veel datapunten op om nog goed weer te geven in een grafiek waarin het vermogen gedurende een hele dag wordt getoond. Maar voor apparaten die kortstondig veel vermogen vragen, zoals een waterkoker of een magnetron, is deze resolutie te laag.
Verbruik van een waterkoker
Stel, we bekijken een waterkoker met een vermogen van 2200 W die er 3 minuten over doet om het water te laten koken. Deze hypothetische waterkoker staat tussen 10 een 11 uur twee keer aan: een keer tussen 10:06 en 10:09 en een keer tussen 10:28 en 10:31. De grafiek met het daadwerkelijke vermogen die hierbij hoort, is links hieronder te zien.
Als nu de resolutie wordt verlaagd naar 5 minuten, dan wordt tussen 10:05 en 10:10 een gemiddeld vermogen van 1320 W geregistreerd, want er is 3 minuten 2200 W en de overige 2 minuten een vermogen van 0 W gevraagd. De tweede keer dat de waterkoker aanstaat, wordt het vermogen gesplitst over twee intervallen van 5 minuten: tussen 10:25 en 10:30 is het gemiddelde vermogen 880 W, en tussen 10:30 en 10:35 is het 440 W. Dit is rechts hieronder te zien. Uit deze grafiek is het maximale vermogen van de waterkoker niet meer te achterhalen.
Vergelijk hieronder wat er met de grafiek gebeurt als het vermogen wordt weergegeven als het gemiddelde per 5 minuten:
Als je deze data exporteert vanuit de app, krijg je de energie per kwartier (dus in kWh in plaats van W). De waterkoker doet er 3 minuten over om het water te koken, met een vermogen van 2,2 kW komt dat neer op een stroomverbruik van 3/60 × 2,2 = 0,11 kWh. De waterkoker die van 10:06 tot 10:09 aanstond, vertaalt zich dus in een gemeten stroomverbruik van 0,11 kWh tussen 10:00 en 10:15. In het kwartier tussen 10:15 en 10:30 is er tweederde van 0,11 kWh gebruikt, en de andere derde in het kwartier erna. Als de data van de waterkoker wordt weergegeven als verbruik in kWh per kwartier ziet het er bijna onherkenbaar uit:
In de bovenstaande figuren is dus steeds dezelfde waterkoker getoond, maar door de verschillende tijdsresoluties en eenheden zien de grafieken er heel anders uit. Dit vertekenende effect doet zich bijvoorbeeld ook voor bij de Quooker, die steeds heel kort veel vermogen vraagt, of het (gloei)lampje van de koelkast dat misschien relatief veel vermogen vraagt, maar zelden lang aanstaat.